Te pas en te onpas worden besluiten, standpunten en goedkeuringen over de belastingplichtigen uitgestort. Zo ook nu weer en ik noem er hier een aantal.
Finaal verrekenbeding bij samenwoners
Als gehuwden in hun eventuele huwelijksvoorwaarden opnemen dat bij einde van het huwelijk door overlijden of echtscheiding wordt afgerekend alsof sprake is van een gemeenschap van goederen, wordt de minstvermogende bevoordeeld. De vraag is of dat een gift is. Daarvan is op grond van de jurisprudentie duidelijk dat dit niet het geval is omdat er geen “voltooide vermogensverschuiving” plaatsvindt. De minstvermogende zou namelijk ook als eerste kunnen overlijden. Om dit te laten slagen moet het verrekenbeding wel verplicht en wederkerig zijn. Dit is ook bevestigd in een besluit van 29 maart 2018, Stcrt. 2018, 18050.
Bij samenwonenden, die fiscaal als partner kwalificeren voor de schenk- en erfbelasting, was dat nog niet duidelijk. In het hiervoor aangehaalde besluit was daar ook nog geen goedkeuring voor opgenomen maar zou dit nog nader worden onderzocht. Nu is aangegeven in een kennisgroepstandpunt dat een dergelijke goedkeuring niet hoeft te worden afgewacht. Een redelijke wetstoepassing brengt namelijk met zich mee dat gehuwden en samenwoners wat dat betreft gelijk worden behandeld. Klinkt logisch maar dit laatste is bepaald niet altijd zo in de fiscale wetgeving!
Voorkomen afrekening bij einde terbeschikkingstelling pand
Als een pand ter beschikking wordt gesteld aan een (eigen) BV, valt dit pand in de terbeschikkingstellingsregeling. Bij einde daarvan moet over de meerwaarden worden afgerekend. Dat voelt in sommige gevallen als onredelijk of onrechtvaardig. De wetgeving bevat namelijk geen doorschuiffaciliteit. In algehele gemeenschap gehuwde personen moeten de voordelen uit de terbeschikkingstelling ieder voor 50% aangeven (art. 3.92 lid 4 Wet IB). In de casus waarover deze mededeling gaat werd een pand verhuurd aan de eigen BV. In het testament waren de aandelen en het pand gelegateerd aan de zoon. Omdat het huwelijk was ontbonden door overlijden, werden bij de verdeling van het gezamenlijke vermogen alle aandelen en het volledige pand toegedeeld aan de nalatenschap. De langstlevende partner kreeg een vordering op de zoon. Dit staat ook wel bekend als turboverdeling. Voor de aandelen geldt in dat geval een doorschuifmogelijkheid qua afrekening, maar voor het ter beschikking gestelde pand geldt dat niet. De langstlevende moet hier dus afrekenen.
De staatssecretaris van Financiën erkent nu (na bijna 25 jaar!) dat dit als een economische belemmering kan worden ervaren. Omdat tijdens de parlementaire behandeling van artikel 3.92 lid 4 is aangegeven dat in zeer specifieke en onbillijke situaties een beroep kan worden gedaan op de hardheidsclausule, keurt hij goed dat in de gegeven omstandigheden niet hoeft te worden afgerekend. Wel moet de zoon de onderneming voortzetten en doorgaan met de fiscale boekwaarden van het pand.
Overigens: als er werk moet worden gemaakt van het opheffen van fiscale belemmeringen, heb ik nog wel de nodige suggesties voor de staatssecretaris. Maar dat zal wel weer afstuiten op budgettaire neutraliteit, politieke onwil en andere redenen om vooral niets te doen.
En dan denk je dat je dit artikel klaar hebt, komen er nog twee standpunten binnen, beide over de eigen woningen. Laat ik die ook nog maar even meenemen.
Eigen woning
Fiscale partners kunnen samen maar één eigen woning hebben. Hebben ze twee woningen, dan moeten ze kiezen welke woning als eigen woning kwalificeert. Kiezen ze niet, dan is de woning in de eerst ingediende aangifte de eigen woning vanuit fiscaal perspectief. Een duurzaam gescheiden levend stel wordt voor de toepassing van artikel 3.111 lid 4 en lid 8 als gewezen partners aangemerkt. Daardoor kunnen zij wel ieder een eigen woning aangeven. Dit geldt voor lid 4 tot maximaal twee jaar nadat de woning is verlaten door de vertrekkende echtgenoot. De vraag was of deze termijn ook voor lid 8 geldt waarin de term “gewezen partners” niet voorkomt.
In het nieuwe KG-standpunt wordt aangegeven dat twee gehuwden, die al meer dan twee jaar duurzaam gescheiden leven, ook na deze periode weliswaar nog steeds als gehuwd kwalificeren, maar toch ieder hun eigen woning mogen aangeven. Zij kwalificeren voor deze regeling dan ook als gewezen partners ongeacht of het wel of niet langer duurt dan twee jaar. Deze mogelijkheid geldt onbeperkt in de tijd. Of sprake is van duurzaam gescheiden leven, wordt bepaald aan de hand van de feiten en omstandigheden.
Is een schuld van een VVE een eigenwoningschuld?
Als een VVE zelf onvoldoende eigen middelen heeft, en de appartementseigenaren hebben onvoldoende middelen om de reserves aan te vullen, kan het nodig zijn dat de VVE een externe lening moet sluiten voor de kosten van onderhoud en verduurzaming van een pand. De KG heeft nu gesteld dat onder voorwaarden sprake kan zijn van een eigenwoningschuld voor de individuele eigenaren. Zo moet de VVE de rente betalen aan de geldverschaffer en de individuele leden moeten die vergoeden. Ook moeten de onderhoudskosten zijn betaald. Daarbij geldt ook de goedkeuring dat als de verbouwing binnen zes maanden is afgerond, de rente aftrekbaar is. Daarna alleen voor zover verbouwingsuitgaven zijn gedaan. De lening zal dan deels in box 3 vallen.
Daarnaast moet aan de aflossingseis worden voldaan. De informatieplicht geldt niet. Een evt. eigenwoningreserve moet individueel worden meegenomen voor de bepaling welk deel van de schuld kwalificeert.
Bron: FullFinance Consultants